Onderwijsontwikkeling en SNS

Wat komt op deze pagina in relatie tot SNS aan bod?

  • Kennisbasis 2018.
    • Model handschriftonderwijs.
    • De drie domeinen.
  • Curriculumontwikkeling 2019.
    • Doeldomeinen, brede vaardigheden.
    • Het leergebied Nederlands .
      • Drie kerninhouden Nederlands.
      • De zeven grote opdrachten.
    • Eigen vaardigheid.
    • Overzicht van de leerlijn.
    • Samenhang met andere vakken en leergebieden
  • Tot implementatie curriculumontwikkeling 2019.
    • Karakteristiek van het vak.
      • Doelen.
      • Algemeen einddoel.
    • Kerndoelen.

 

Onderwijs is voortdurend in ontwikkeling. Op de Kennisbases pabo van 2012 volgden de Kennisbases pabo van 2018. Daarop startte de ontwikkeling van het curriculum voor primair en voortgezet onderwijs met medeneming van de voorschoolse educatie.
De methodiek ‘van Schrift Naar Schrijven (SNS)’ sluit op deze ontwikkelingen aan. In dit hoofdstuk kun je lezen hoe.

Kennisbasis 2018

De Kennisbasis pabo (2018) voor Handschriftonderwijs en schrifteducatie is geschreven na raadpleging van pabodocenten handschrift, pabostudenten en -directeuren, opleiders in de school, kalligrafen, vormgevers en paramedici. Voor deze kennisbasis vroeg LOBO (Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs) een toekomstgerichte visie met medeneming van het digitale domein en de functies van het vak. Deze visie is met een theoretisch model beschreven in:
Handschriftonderwijs en schrifteducatie, versie 4 (Kooijman-Thomson, augustus 2022).

Model handschriftonderwijs en SNS

Het model voor handschriftonderwijs (Kooijman-Thomson, 2020) toont de drie aspecten die een rol spelen bij elke vorm van schrift, of je nu schrijft met pen, of je typt of een spandoek maakt, namelijk proces, materiaal en vorm. De functies van schrift zijn in dit model opgenomen.

SNS is opgezet volgens dit model. Het is leidend voor de hoofdstukken en aan het begin van ieder hoofdstuk toont een mindmap de verbinding van opdrachten in het werkschrift met het vakmodel:

  • met de drie aspecten, namelijk proces, vorm en materiaal;
  • met de functies van schrift, namelijk de communicatie, interne reflectie, conceptualisering, expressie en esthetiek.

Hoofdstuk 1  Wat is schrift? 
Studenten leren de drie aspecten: proces, materiaal, vorm herkennen.

Hoofdstuk 2  Wat is schrijven?
Studenten beschrijven de verschillen tussen de drie domeinen: handschrift, typschrift en letteren.

Hoofdstuk 3  Leren schrijven
Theorie bij de elementen van de drie aspecten en de verschillende domeinen.

Hoofdstuk 4  De leerlijn VE – VO
Het ontwikkelen van de eigen vaardigheid, toepassing van kennis en didactiek.

De drie domeinen en SNS

LOBO (Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs) heeft uitdrukkelijk aangegeven dat naast het domein handschrift, ook het digitale domein opgenomen dient te worden. In SNS staat dan ook bekende inhoud, zoals verbonden schrift en onverbonden schrift, beide onderdeel van het domein handschrift, maar ook nieuwe content, zoals het domein typschrift (10voordeleraar, 2018). Het onderdeel ‘sierschrift’ is vervangen door het domein letteren.
De methodiek bevordert transfer door de domeinen in samenhang aan te bieden. Dat geldt bijvoorbeeld voor een symmetrische uitgangshouding voor het aspect proces van zowel handschrift als typschrift. Vormkennis breiden studenten uit door zowel over digitale als handgeschreven letters te leren en hun kennis over regelmaat van schrift neemt toe door de creatieve opdrachten van het domein letteren. Samenhang is tevens een van de doelen van curriculumontwikkeling (Curriculum.nu, 2019).
Van de drie domeinen is handschrift het belangrijkste. Niet alleen vormt dit de basis voor de andere twee domeinen: typschrift en letteren. Handschrift is de belangrijkste vaardigheid die je nodig hebt bij het leren. De opdrachten voor letteren en typschrift ondersteunen het domein handschrift en zijn dus integraal opgenomen.
Het blindtypen met tien vingers valt buiten het procesaspect van de methodiek. Daarvoor bestaan prima en betaalbare cursussen.
Het vormgeven van teksten als onderdeel van het aspect vorm, is toegankelijk door de koppeling met VéT, vorm en tekst.
Onder meer door opname van de domeinen typschrift en letteren geeft SNS invulling aan het begrip ‘schrifteducatie’.

Curriculumontwikkeling

In 2018 startte het proces rond herziening van het curriculum po-vo door leerkrachten en schoolleiders met raadpleging van experts en gecoördineerd door Curriculum.nu.

Doel is het ontwikkelen van een integraal, toekomstgericht kerncurriculum met doorlopende leerlijnen van Voorschoolse Educatie tot en met Voortgezet Onderwijs, waarin de brede (21e-eeuwse) vaardigheden zijn opgenomen en met samenhang tussen vakken en leergebieden en tussen het primair en voortgezet onderwijs.

De implementatie hiervan moet tussen 2022 en 2025 plaatsvinden (Curriculum.nu, 2020). Dit betekent dat toekomstige leerkrachten en de huidige pabostudenten daar nu al op moeten worden voorbereid.

Doeldomeinen, brede vaardigheden en SNS

Volgens Biesta (2014) en de Onderwijsraad (2016) dient het onderwijs aandacht te besteden aan drie doeldomeinen: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Daarbij ontwikkelen leerlingen hun algemene, vakoverstijgende, zogenaamde brede (21e-eeuwse) vaardigheden. Het gaat om

  • manieren van denken en handelen;
    • kritisch denken;
    • creatief denken en (praktisch) handelen;
    • probleemoplossend denken en (praktisch) handelen;
  • manieren van omgaan met anderen;
    • sociale en culturele vaardigheden;
    • samenwerken;
    • communiceren;
  • manieren van jezelf kennen;
    • zelfregulering;
    • ondernemend denken en handelen;
    • oriëntatie op jezelf, je studie en je loopbaan.

Leerlingen hebben deze brede vaardigheden nodig in onze snel veranderende samenleving. Het leren hiervan gebeurt altijd in samenhang met vakinhouden. Daarom worden de doeldomeinen en brede vaardigheden geïntegreerd in het curriculum en in de vak- of leergebieden opgenomen.

Schriftonderwijs is onderdeel van het leergebied Nederlands. De volgende parafraseringen tonen hoe het ontwikkelteam Nederlands bijdraagt aan de drie doeldomeinen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming en aan de brede vaardigheden. Bij elk onderdeel staat hoe SNS voor het vak handschriftonderwijs en schrifteducatie zijn aandeel levert.

Doeldomein kwalificatie
Kwalificatie betreft het verwerven van kennis, vaardigheden en houdingen (Biesta, 2014).
Het leergebied Nederlands stelt dat kennis van de Nederlandse taal en cultuur en een goede beheersing van het Standaardnederlands van groot belang is voor succesvolle participatie op school en deelname aan een geletterde, meertalige en pluriforme samenleving. Het Standaardnederlands is de gemeenschappelijke taal in informele en formele situaties: de taal van het onderwijs, de overheid en de wet. Het leergebied Nederlands voorziet in de ontwikkeling van de beheersing van de standaardtaal (Curriculum.nu, 2019).

Met SNS verwerf je kennis over drie niveaus waarop schrift en schrijven bijdragen aan leesbaarheid en oefen je je schriftvaardigheid. Je leert hoe je het westerse schrift aan leerlingen kunt leren, zowel het onverbonden schrift als het verbonden schrift en het kapitaalschrift. Daartoe leer je zelf een goed voorbeeldschrift schrijven. Ook werk je aan je houding: hoe je jouw werk optimaal toegankelijk kunt maken voor anderen door je af te vragen welke invloed vorm op de lezer heeft.

Doeldomein socialisatie
Socialisatie wil zeggen het proces waarin jongeren en leerlingen kennisnemen en deel uitmaken van tradities en praktijken (Biesta, 2014) en gaat over betrokken burgerschap: omgaan met verschillen, diversiteit, sociale cohesie en solidariteit (Nieuweling et al, 2016).
Het leergebied Nederlands draagt bij aan de socialisatie van leerlingen. Leerlingen verwerven kennis en inzicht in de Nederlandse taal en cultuur, zodat deze in stand gehouden, overgedragen en verder ontwikkeld wordt. Ze worden ondersteund en uitgedaagd bij hun ontwikkeling tot actieve en kritische burgers. Leerlingen die zich thuis voelen in de Nederlandse taal zijn beter toegerust om op volwassen wijze hun verantwoordelijkheid te nemen in de samenleving (Curriculum.nu, 2019).

Schriftelijke taal en je schriftelijk uitdrukken maakt hier onderdeel van uit. Met SNS leer je hoe je je leerlingen voldoende kunt toerusten om hun taal passend – bij hun doel in verschillende situaties en voor divers publiek – te kiezen en op schrift te stellen: doelgericht communiceren.

Doeldomein persoonsvorming
Persoonsvorming betreft het proces van individualisering en het vermogen om autonoom tot beslissingen te komen (Onderwijsraad, 2016).
Het leergebied Nederlands stelt dat taal een belangrijk middel is om relaties aan te gaan en expressie te geven aan en kennis te nemen van eigen en andermans ervaringen, gedachten en intenties. Leerlingen worden zich bewust van de relatie tussen vorm en betekenis van taal en taalgebruik en verwerven inzicht in hun eigen taal en taalgebruik en dat van anderen. Ze leren reflecteren op hun eigen ontwikkeling als taalgebruiker, in relatie tot de ander en de wereld om hen heen. Ten slotte bevordert het leergebied de ontwikkeling van een positieve houding ten opzichte van talen en taalvariëteiten in hun culturele context (Curriculum.nu, 2019).

In SNS kom je in aanraking met verschillende schriftsystemen. SNS biedt verschillende schrijfdomeinen en zet je aan om passende keuzes te maken ten aanzien van je eigen expressie.
In SNS leer je aan de hand van een begrippenkader systematisch te reflecteren op je schrift: de identificatie van je tekens, de regelmaat van je schrift en de orde in je tekst. Je leert tevens om het schrift systematisch aan de hand van een onderzoekcyclus  te bevragen en conclusies te trekken op grond waarvan je je schrift aanpast of juist in een bijzondere vorm gebruikt.

Het leergebied Nederlands

Drie kerninhouden Nederlands

Bij het leergebied Nederlands laten drie sterk met elkaar samenhangende kerninhouden zien waar het bij mondelinge, schriftelijke, digitale en multimediale taal om gaat (Curriculum.nu, 2019). Hieronder volgen enkele citaten uit Conceptvoorstellen leergebied Nederlands waaruit blijkt dat schrift en schrijven hier een onlosmakelijk onderdeel van vormen.

Taal & communicatie
‘Om doelgericht te communiceren, leren leerlingen lezen en schrijven en verwerven ze inzicht in hoe taal in elkaar zit en werkt. Leerlingen leren communiceren in verschillende situaties die voor hen herkenbaar en/of nuttig zijn. Ze leren hun communicatie afstemmen op doel en publiek en ze leren kritisch en efficiënt omgaan met de continue stroom aan (digitale) informatie. Leerlingen worden gestimuleerd in hun taalproductie, eerst mondeling, in interactie met elkaar en de leraar, later ook schriftelijk, digitaal en multimodaal. Ze verdiepen zich in teksten die rijk zijn aan inhoud en vorm.’ (Curriculum.nu, 2019)

Taal & cultuur
‘Leerlingen komen bij Nederlands in aanraking met allerlei talige culturele uitingen uit heden en verleden. Door deze verschillende uitingen te verkennen, te bespreken en zelf te experimenteren en teksten te creëren, leren ze hun eigen en andere culturen beter begrijpen en daar respectvol mee omgaan.’ (Curriculum.nu, 2019)

Taal & identiteit
‘Leerlingen verkennen en ontwikkelen door taal hun eigen (online) identiteit en hun relatie tot anderen, en kunnen hier uiting aan geven. Ze leren hun gedachten, gevoelens en ervaringen uitdrukken en ze ontdekken en bevragen hun kennis en vaardigheden op het gebied van taal en cultuur. ’ (Curriculum.nu, 2019)

De zeven grote opdrachten en SNS

Vanuit de drie kerninhouden zijn zeven essenties vastgesteld: de zeven grote opdrachten van het leergebied. Ze specificeren de kerninhouden.
De volgende parafraseringen tonen hoe het ontwikkelteam Nederlands de grote opdrachten van het leergebied Nederlands beschrijft. Bij elk onderdeel staat hoe SNS zijn aandeel levert met het vak handschriftonderwijs en schrifteducatie.

1. Interactie en een rijk taalaanbod ten behoeve van taal- en denkontwikkeling
‘Het leergebied Nederlands bevordert gelijke kansen voor alle leerlingen door hen in de gelegenheid te stellen een sterke taalbasis op te bouwen van waaruit zij zich een leven lang kunnen blijven ontwikkelen. Leerlingen werken aan hun taalbasis door in betekenisvolle taalgebruikssituaties gesprekken te voeren, te spreken, luisteren, lezen en schrijven. Door een rijk taalaanbod zijn leerlingen in staat om kennis op te doen van de wereld, van taal en van taalgebruik.
Wanneer leerlingen actief gedachten ordenen en verwoorden in interactie, ontwikkelen ze al doende naast hun algehele denkvaardigheid ook hun taalvaardigheid op alle niveaus. Daarbij gaat het om kennis van gespreksvormen, -regels en –technieken.’ Denk daarbij ook aan fonologie, woordvorming, schrift, zinsbouw, woordenschat en pragmatiek (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: communicatie, samenwerken (Curriculum.nu, 2019).

SNS laat je zien hoe je letters en woorden leert schrijven en hoe je een handschrift ten behoeve van een sterke taalbasis ontwikkelt. Daarnaast leer je hoe je ideeën op meerdere manieren op schrift kunt stellen. Dat bevordert de denkvaardigheid en taalvaardigheid en ondersteunt communicatie en samenwerking. SNS stelt handschrift direct vanaf het begin in dienst van het leren bij andere vakken, speciaal Nederlands.

2. De competente taalgebruiker blijft een leven lang zijn taal en taalgebruik ontwikkelen
‘Om het taallerend vermogen te versterken en zelfverzekerde taalgebruikers te worden, werken leerlingen bij het leergebied Nederlands aan inzicht in taal, taalgebruik en literatuur. Zij worden zich bewust van het belang van een goede beheersing van het schrift en van tekstconventies, en van de gebruiksmogelijkheden ervan.
Leerlingen verwerven inzicht in de relatie tussen vorm en betekenis van taal, hoe taal werkt in een context en hoe taal verandert. Ze leren deze kennis en inzichten bewust en flexibel in te zetten. Leerlingen ervaren, analyseren en verwoorden de effecten van taalgebruik op zichzelf en anderen. Ze ontwikkelen vaktaal om functioneel over taal, taalgebruik en literatuur te communiceren.
Ze leren om bruikbare feedback te geven op de aanpak en prestaties van medeleerlingen.’ (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: kritisch denken en (praktisch) handelen, zelfregulatie, oriëntatie op jezelf, je studie en je loopbaan, samenwerken (Curriculum.nu, 2019).

In SNS leer je begrippen kennen en hanteren (kennis van wat taal is) om daarmee op je eigen schrift te reflecteren, hier doelen bij te formuleren en het zo nodig aan te passen en om over het schrift te kunnen communiceren met je (mede)studenten en leerlingen.

3. De competente taalgebruiker ontwikkelt zijn taal- en cultuurbewustzijn
Historisch gezien is Nederland een land met een grote talige en culturele diversiteit. Verschillende talen en taalvariëteiten worden zowel binnen als buiten school gesproken en soms afwisselend en door elkaar gebruikt, zoals Nederlands, Fries, Engels, Duits, Pools of Arabisch, Nederlandse gebarentaal, een regionale taal, dialect of straattaal. Talen hebben een bijzondere betekenis voor de gebruiker, omdat ze dragers zijn van cultuur en identiteit.
Het benutten van het meertalige repertoire bevordert dat leerlingen samen leren en samen kunnen werken met mensen met een andere talige en culturele achtergrond. Bovendien helpt het benutten van het eigen meertalige repertoire bij het (verder) ontwikkelen van zowel de eerste talen of taalvariëteiten als een nieuwe taal, waaronder het Standaardnederlands. Een goede beheersing van het Standaardnederlands en van meerdere talen vergroot de kansen op een succesvolle doorstroming naar een vervolgopleiding en/of volwaardige deelname aan de (inter)nationale arbeidsmarkt (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: sociale en culturele vaardigheden, oriëntatie op jezelf, je studie en je loopbaan (Curriculum.nu, 2019).

In SNS maak je kennis met taalvariëteiten met een eigen schriftsysteem, zoals bijvoorbeeld Cyrillisch, Chinees, Devanagari en Arabisch en leer je het westerse schriftsysteem beter begrijpen (versterking talig en intercultureel bewustzijn).

4. Experimenteren met taal en vormen van taal
Creatief denken en handelen zijn vaardigheden waar nu en in de toekomst in de samenleving een groot beroep op wordt gedaan. Daarom is een belangrijke rol weggelegd voor het experimenteren met taal en vormen van taal als uiting van het creatieve proces. Leerlingen beschikken van jongs af aan over een creatief vermogen om uiting te geven aan eigen ideeën, ervaringen, gedachten en gevoelens. Door in het taalonderwijs aandacht te besteden aan zelfexpressie en het creatieve proces, blijft het creatieve vermogen behouden en kan het verder worden ontwikkeld.
Leerlingen verwerven kennis en vaardigheden die hun taalbewustzijn en het creatieve proces stimuleren. Creatief omgaan met taal kan leerlingen nieuwsgierig maken naar taalverschijnselen en kan bijdragen aan inzicht en plezier in taal, taalgebruik en literatuur. Door in aanraking te komen met creatieve vormen van taal, hierover in gesprek te gaan en zelf nieuwe taal en vormen van taal te creëren, werken leerlingen aan expressie en culturele kennis en geven ze hun eigen identiteit vorm. Ze versterken hiermee hun zelfvertrouwen, spreek- en schrijfdurf en taal- en literaire competentie (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: Creatief denken en (praktisch) handelen, ondernemend denken en handelen, samenwerken (Curriculum.nu, 2019).

In SNS voer je experimenten uit, bevraag je de elementen van het proces, het materiaal en de schriftvorm aan de hand van een onderzoekcyclus en kom je in aanraking met allerlei creatieve vormen van schrift bij ‘letteren’. In VéT (het aspect ‘vorm’ van het domein ‘typschrift’) is ‘Kan het anders?’ een centrale vraag die een beroep doet op creatief denken en (praktisch) handelen.
Door onderzoek te doen, leren studenten meer dan alleen een recept voor goed schrift kennen. Ze ontdekken meerdere mogelijkheden en leren nadenken over waar die toepasbaar zijn in hun communicatie. Het niveau van hun schriftelijke communicatie verhogen zij tot doelgericht communiceren, wat een van de belangrijkste leerdoelen van het leergebied Nederlands is.

5. De competente taalgebruiker communiceert doelgericht
In een geletterde samenleving is vlotte, succesvolle en gepaste communicatie een cruciale vaardigheid voor maatschappelijke participatie en persoonlijke ontwikkeling. Doelgericht leren communiceren is daarom een van de voornaamste doelen van taalonderwijs, waarbij leerlingen zowel mondeling, schriftelijk, digitaal als multimodaal leren communiceren. Bij het leergebied Nederlands is er veel aandacht voor schriftelijk communiceren (lezen en schrijven) en voor het afstemmen op meer formele taalgebruikssituaties. Beide vaardigheden leren de meeste leerlingen vooral op school. Bij doelgerichte communicatie leren leerlingen steeds bewuster en steeds passender hun mondelinge, schriftelijke, digitale en multimodale communicatie afstemmen op doel, publiek en taalgebruikssituatie. Ze leren spreken, gesprekken voeren, luisteren, kijken, lezen en schrijven via verschillende media. Leerlingen leren steeds complexere literaire en zakelijke teksten te verwerken en zelf teksten van steeds betere tekstkwaliteit te produceren. (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: kritisch denken en (praktisch) handelen, probleemoplossend denken en (praktisch) handelen en communiceren (Curriculum.nu, 2019).

In SNS leer je aan de hand van specifieke instructie ten aanzien van vorm en beweging om de letters te schrijven. Je leert aan de hand van leesbaarheidscriteria om een representatief handschrift te ontwikkelen. Door de koppeling van SNS aan VéT leer je hoe je informele en formele schriftelijke (digitale) communicatie afgestemd op situatie, doel en publiek vorm kunt geven. Beide heb je nodig als je doelgericht wilt communiceren.

6. De competente taalgebruiker zet taal in bij het kritisch verwerken van (digitale) informatie
Leerlingen groeien op in een geletterde, digitale samenleving waarin in een hoog tempo een continue stroom informatie op hen afkomt die ze moeten filteren, beoordelen en gebruiken. Kritisch (digitale) informatie kunnen verwerven, verwerken en verstrekken is daarom in alle leergebieden en ook buiten school van groot belang. Bij het leergebied Nederlands ligt de nadruk met name op het verwerven en toepassen van kennis van talige, visuele en retorische middelen bij het omgaan met informatie en de effecten ervan op zichzelf en anderen.
Leerlingen leren beseffen dat ze inzicht nodig hebben in de relatie tussen vorm en betekenis van teksten. Ze krijgen meer inzicht in talige, visuele en retorische middelen die worden ingezet om bepaalde effecten te bereiken, bijvoorbeeld om het denken en handelen en de opvattingen van anderen te beïnvloeden (Curriculum.nu, 2019).

Brede vaardigheden: kritisch denken en (praktisch) handelen, probleemoplossend denken en (praktisch) handelen, communiceren (Curriculum.nu, 2019).

In SNS leer je hoe je specifieke tekstsoorten onderscheidend vorm kunt geven zodat je bijvoorbeeld je aantekeningen snel terug kunt lezen. In Vet leer je hoe je een document zo vorm kunt geven dat je de lezer helpt om er snel zijn weg in te vinden. Het gaat dan om opmaak van de tekst, de hiërarchie binnen het document, aanvullende tekstonderdelen zoals noten en het gaat om beeld inclusief bijvoorbeeld tabellen. Dat passen leerlingen/studenten toe in hun studie (werkstukken, leerverslagen, rapportages) en buiten de schoolcontext(nieuwsbrief e.a.).

7. Leesmotivatie en de ontwikkeling van literaire competentie stimuleren leerlingen lezers te worden en te blijven
Bij deze grote opdracht draait het om lezen, voorlezen, bekijken en beluisteren en niet om tekstproductie. Daarom blijft handschriftonderwijs bij deze grote opdracht buiten beschouwing.

Eigen vaardigheid in SNS

Studenten leren de eigen vaardigheid vanuit een cognitieve benadering. De kennis die op de website staat hebben ze nodig om de opdrachten te kunnen maken. Reflectie is daarbij een sleutelwoord.
Door systematisch onderzoek in de didactiek op te nemen, bevordert SNS een onderzoekende houding. Studenten leren werken met de onderzoekcyclus en zij leren om zelfstandig en kritisch beargumenteerd eigen afwegingen te maken. Ze leren zich te verantwoorden.
Studenten leren een vocabulaire om proces en vorm te kunnen analyseren en om daarover van gedachten te kunnen wisselen. Door analyse leren ze om zelf een goed voorbeeld te schrijven, dat aansluit bij de eigen basisschoolgroep en de methode die op de eigen basisschool wordt gebruikt. Aansluitend bij de Nederlandse basisschoolpraktijk worden verbonden schrift en onverbonden schrift synchroon aangeboden. Er zijn immers scholen die ervoor kiezen om uitsluitend verbonden schrift aan te leren, uitsluitend onverbonden schrift of juist een combinatie daarvan.
De eigen vaardigheid is geordend volgens de leerlijn zodat ze die leren doorzien.

Overzicht van de leerlijn in SNS

Handschriftonderwijs verloopt – net als Nederlands – als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en beheersing nemen toe. Bijvoorbeeld: oudere leerlingen schrijven dezelfde letters als jongere, maar van hen verwacht je kleiner schrift, op gewone liniatuur zonder extra hulplijnen, in een hoger tempo en met een bladindeling die past bij de activiteit, of het nu gaat om een rijtje woorden, om een verhaal, om een poster of om een brief aan de directeur, hun vriendengroep of hun oma. Anders gezegd: het onderwijs in schriftvaardigheid is erop gericht dat kinderen in en buiten school steeds competentere schrijvers worden. Die competenties kun je typeren als:

  • Kopiëren en imiteren: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen (nadoen van de pengreep of overschrijven van het bord bijvoorbeeld).
  • Construeren en onderzoek: zelf kennis construeren over schrift en vormgeving door sleutelvragen te stellen en te beantwoorden en door kleine experimenten te ontwerpen (bijvoorbeeld: hoe klein is mijn schrift nog leesbaar? Kan het ook anders?).
  • Oefenen: het schrift inslijpen door doelgericht en zichzelf voortdurend bijsturend herhaaldelijk te schrijven.
  • Beoordelen: evalueren van en reflecteren op de keuzes en het gemaakte werk.
  • Structureren: de aangebrachte ordening van de inhoud naar eigen inzicht en passend vormgeven en daarmee visualiseren.

De leerlijn kent zes (didactische) fasen. Elke fase binnen de leerlijn VE-VO heeft zijn eigen accenten:

  • Voorschoolse fase: ontwikkeling van algemene voorwaarden (2 tot 4 jaar).
  • Voorbereidende fase: ontwikkeling van specifieke voorwaarden en hanteren van materiaal (groep 1-2).
  • Aanvankelijke fase: de letters en tekens van het verbonden en onverbonden schrift (groep 3-4) (leesbaarheid niveau 1: identificatie).
  • Voortgezette fase: handschriftontwikkeling door onderzoek van de criteria voor regelmaat (groep 5-6) (+leesbaarheid niveau 2: regelmaat).
  • Handschrift en typschrift: keuzes binnen handschriftontwikkeling en leren typen (groep 7-8) (+leesbaarheid niveau 3: orde).
  • Handschrift en digitale tekstproductie VO: aantekeningen maken en handschrift gebruiken bij andere vakken. Vormgeving van (digitale) teksten (VO) (+leesbaarheid niveau 3: orde).

Samenhang met andere vakken en leergebieden in SNS

Samenhang tussen vakken en leergebieden is een belangrijk doel van de curriculumontwikkeling.
SNS legt verband met Nederlands, rekenen, Kunst & Cultuur en vanaf de bovenbouw ook met Mens & Maatschappij, wiskunde, scheikunde, natuurkunde en Duits, en door de inhoud van de gebruikte oefenteksten ook met burgerschap. Daarnaast stimuleert SNS een onderzoekende houding door telkens te laten reflecteren en door de onderzoekcyclus te gebruiken. Hier vind je de samenhang tussen concrete opdrachten en andere vakken.  Natuurlijk bieden opdrachten meerdere mogelijkheden voor samenhang, bijvoorbeeld: de Romeinse kapitalen hadden een bepaalde verhouding en ze met die verhouding schrijven en goed spatiëren houdt verband met wiskunde. Maar je kunt ze ook verbinden met geschiedenis. Het oefenen van hoofdletters bij Duits kun je koppelen aan Duits, maar ook aan burgerschap of biologie omdat de tekst gaat over het Plant-for-the-Planetproject. De volgende opsomming is derhalve een aanzet.

Nederlands

In hoofdstuk 4 t/m 4.6 valt het aanleren van de letters (woorden, zinnen) en het oefenen van het handschrift ook onder Nederlands. Die opdrachten zijn uit de opsommingen weggelaten.
Hoofdstuk:
3.3.4      Opdracht 55, 56
4.2          Opdracht 5, 6, 7
4.3          Opdracht 15, 20, 24, 27, 43, 45, 47, 50, 51, 54, 57
4.4          Opdracht 3, 26, 29
4.5          Opdracht 6, 22, 26, 29
4.6          Opdracht 2 t/m 19, 29

Rekenen en wiskunde PO-VO

Hoofdstuk:
3.3.2      Opdracht 52
4.3          Opdracht 3, 4, 5, 6, 7

Kunst & Cultuur

Hoofdstuk:
4.1          Opdracht 3
4.4          Opdracht 16
4.5          Opdracht 3, 4, 7, 11, 23, 25, 27, 28
4.6          Opdracht 21

Mens & Maatschappij – geschiedenis en aardrijkskunde

Hoofdstuk:
3.3.1      Opdracht 33
4.3          Opdracht 1, 49
4.4          Opdracht 9, 15, 28
4.5          Opdracht 8, 13
4.6          Opdracht 25, 26, 27, 28

Wiskunde VO, scheikunde, natuurkunde

Hoofdstuk:
3.3.2      Opdracht 49
4.5          Opdracht 12
4.6          Opdracht 23, 24

MVT (moderne vreemde talen) Duits

Hoofdstuk:
4.6          Opdracht 20, 22

Burgerschap

Hoofdstuk:
4.6          Opdracht 3, 4, 5, 9, 13, 22

Pedagogiek

Alle reflectieopdrachten en
Hoofdstuk:
4.1          Opdracht 1, 2

Onderzoek

Hoofdstuk:
3              Opdracht 10, 16, 17, 22, 23, 24, 25, 29
4.2          Opdracht 3
4.3          Opdracht 19, 22, 23, 26, 55
4.4          Opdracht 17, 22, 24, 25
4.5          Opdracht 30

Digitale domein

Hoofdstuk:
1             Opdracht 1, 2, 3, 4, 5
2             Opdracht 2
3             Opdracht 1, 3, 4, 7, 8, 18, 19, 21, 25, 30, 55, 56
4.2          Opdracht 6
4.3          Opdracht 13, 15, 18, 21, 24, 30, 34, 42, 43, 45, 47, 49, 50, 57
4.4          Opdracht 13, 16, 19, 29
4.5          Opdracht 6, 10, 15, 16, 30
4.6          Opdracht 6, 10, 14, 15, 16, 17, 18, 19

Rijke bron

Alle opdrachten kun je gebruiken voor lessen in de basisschool of het voortgezet onderwijs. Lees daarom ook de opdrachten die je eventueel niet maakt.
SNS is een waardevolle inspiratiebron, ook na afronding van de opleiding.

Tot implementatie curriculumontwikkeling 2019

Karakteristiek van het vak

Handschriftonderwijs en schrifteducatie

Handschriftonderwijs houdt onderwijs in over kennis en kunde van het handschrift. Het geeft aan dat een groot deel van leren schrijven op de basisschool bestaat uit het aanleren van een handschrift.
Educatie is bewust en doelgericht scheppen van voorwaarden en het organiseren van activiteiten en leerprocessen met het oog op het vermeerderen van kennis, het vergroten van inzicht, het onderbouwen van meningen en het verhogen van bekwaamheden, voor zichzelf of voor anderen. Het woord educatie houdt onderwijs, opvoeding en vorming in; kennis over hogere cognitieve vaardigheden, relaties naar andere vakgebieden, kennis over leer- en ontwikkelingslijnen en instructietechnieken.
Schrift  is het geheel van tekens dat gebruikt kan worden om tekst, inclusief cijfers en formules schriftelijk (met handschrift of typschrift) te produceren met de bedoeling om gesproken taal, gegevens en gedachten herkenbaar vast te leggen, te bewaren en over te brengen.
In de loop der geschiedenis hebben zich vele soorten schriftsystemen ontwikkeld, afhankelijk van de aanwezige materialen. In de westerse wereld heeft deze ontwikkeling geleid tot een bijna universeel gebruik van een alfabet met 26 letters.

Beschrijving van het vak

De SLO – nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling – en het Expertisecentrum Nederlands beschreven het karakteristiek van het vakgebied Nederlands (SLO, 2018). Het vak Handschriftonderwijs en schrifteducatie is een onderdeel van Nederlands, maar wordt in de betreffende beschrijving nauwelijks genoemd. Toch is het belangrijk om stil te staan bij de specifieke bijdrage die het vak levert aan de ontwikkeling van kinderen. Daarom deze karakteristiek, aansluitend aan de beschrijving van de SLO.

Schrift speelt een belangrijke ondersteunende rol bij het leren van inhouden en vaardigheden van vrijwel alle leergebieden. Handschriftonderwijs is dus van belang voor het succes van kinderen in het onderwijs en voor de plaats die ze later in de maatschappij zullen innemen.
Daarnaast heeft het schrift een sociale functie. Kinderen moeten hun schriftvaardigheid ontwikkelen, omdat ze die in het onderwijs en in de maatschappij hard nodig hebben. Daarom gaat het onderwijs waar mogelijk uit van realistische situaties.

De term ‘geletterdheid’ veronderstelt meer dan alleen de techniek van lezen en schrijven. Ook inzicht in de maatschappelijke functie ervan en een positieve attitude maken er deel van uit.
Deze ontwikkeling begint eigenlijk al voor de basisschool, als een kind de eerste krabbels maakt, en zet zich voort in alle volgende groepen.
Beschouwing van schrift verschaft leerlingen een vocabulaire om te praten en na te denken over schrift als systeem en over de manier waarop zij en anderen schrift gebruiken . Daardoor kunnen ze hun schrift steeds bewuster en doelgerichter inzetten.

In de kerndoelen gaat het vooral om functionele activiteiten, gericht op de communicatieve functie van taal in het taalonderwijs. Ze zijn niet expliciet gericht op de techniek van het schrijven. Uiteraard is deze technische vaardigheid voorwaarde om de functionele taalactiviteiten, waaronder schriftactiviteiten, te kunnen uitvoeren en wordt deze wel voorondersteld.
In de kerndoelen wordt naar samenhang gestreefd tussen verschillende taaldomeinen. Mondelinge taalvaardigheden heb je nodig om te leren lezen en schrijven. Ook lezen en schrijven (zowel de schrifthandeling als het stellen) zijn nauw met elkaar verweven.
Basisonderwijsleerlingen die leren lezen, komen tot een betere letter- en woordherkenning als ze ook leren schrijven en de schrijfbeweging ervaren (embodiment) omdat ze het motorisch letter- en woordbeeld in het geheugen opslaan (Longcamp, 2008). Het aanleren van het schriftsysteem ondersteunt dus het leren lezen (James & Engelhardt, 2013, Francken, 2013).
Ten aanzien van stellen en spellen is het aannemelijk dat handschriftoefeningen gecombineerd met taaltaken zoals stellen, een groter effect hebben dan alleen schrijftaken. Ook zijn er aanwijzingen dat spelling verbetert door het handschrift te oefenen (Berninger, 1995).
Verder is het aannemelijk dat tegelijk met de handschriftvaardigheid, de schrijfsnelheid en de kwaliteit van de tekst toenemen (Berninger, 1992). Hoe minder ‘ruis’ de schrifthandeling geeft, hoe meer ruimte er kennelijk over blijft om na te denken over de inhoud (Peverly, 2006).
Soortgelijke uitkomsten werden gevonden voor 10-vingerig blindtypen. Geroutineerde ‘blind-typers’ blijken teksten van kwalitatief hoger niveau te produceren (Christensen, 2004). Basisschoolleerlingen die met tien vingers typen, geven meer uitleg aan elkaar en behalen betere resultaten dan kinderen die dat niet kunnen (Van der Meijden, 2005).
En niet onbelangrijk: er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van het schrift invloed heeft op het cijfer/de waardering voor taal en spelling (Graham et al, 1998 in (Overvelde et al, 2010).
Wright (1999) stelt ook dat vormgeving de lezer beïnvloedt. Dat geldt zowel binnen het onderwijs als binnen een professionele setting.

Er is transfer met andere vakken, dat wil zeggen: het vermogen om opgedane kennis en vaardigheden in andere situaties toe te passen.
Door met verschillende soorten schrift in aanraking te komen en door regelmatig andere materialen te gebruiken, ontstaat transfer. Via cultureel erfgoed en geschiedenis kun je leerlingen bijvoorbeeld in contact brengen met lettervormgeving en pagina-indeling. Denk bijvoorbeeld aan gebouwopschriften, oude scheepjournaals, documenten van de VOC en oude brieven.
Ook ander cultureel erfgoed biedt een rijke bron. Zo kun je naar vormgeving kijken van Arabische teksten als kunstvorm of kranten in andere schriftsoorten. Dan word je niet afgeleid door de betekenis omdat je het niet kunt lezen.
Handletteren laat leerlingen zelf actief bezig zijn met lettervormen, criteria voor regelmaat, indeling van de ruimte en kleurgebruik. Indrukken en kennis die leerlingen zo opdoen, werken door in hun handschrift en in hun digitale werk omdat daar dezelfde vormgevingsprincipes voor gelden als in de hierboven genoemde voorbeelden.

Doelen

Algemeen einddoel

Handschriftonderwijs en schrifteducatie heeft als algemeen einddoel:

Leerlingen kunnen een beredeneerde keuze maken ten aanzien van hun schrift, zodat zij met een instrument naar keuze (pen of toetsenbord) efficiënt (ergonomisch, vlot en met souplesse) en effectief (goed vormgegeven en verhelderend) kunnen schrijven in verschillende situaties in onderwijs, beroep, dagelijks leven en in het kader van een leven lang leren.

Kerndoelen

De SLO – nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling – en het Expertisecentrum Nederlands ontwikkelden de doelen en tussendoelen voor het vakgebied Nederlands waaronder het vak Handschrift valt.

Om te laten zien hoe Handschriftonderwijs daarbinnen past, volgt hier bij elk kerndoel een toelichting.

Schriftelijk onderwijs

Kerndoel 4

De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s tabellen en digitale bronnen.

Leerlingen ervaren hierdoor de functies van geschreven taal. Daarvoor moeten ze kunnen lezen en schrijven. Het schrift kun je zien als code en het lezen als decoderen (ontcijferen). Coderen gaat vooraf aan decoderen, met andere woorden; als je zelf symbolen, tekens, schema’s en tabellen kunt schrijven, kun je ze ook lezen.
Leerlingen informeren anderen door te schrijven en informeren zichzelf door teksten van anderen te lezen. Ze kunnen het verbonden handschrift van anderen alleen lezen als ze zelf verbonden kunnen schrijven.

Kerndoel 5

De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen.

De leerlingen leren kleine letters en hoofdletters schrijven volgens de criteria op het niveau van leesbaarheid-1: identificatie. Daarna leren ze hun handschrift correct vorm te geven volgens de criteria op het niveau van leesbaarheid-2: regelmaat.
Als je schrijft richt je je tot een bepaald publiek (je moeder, de ouders van je leerlingen, de directeur van het stichtingsbestuur, je vrienden, enzovoort) en wil je een bepaald doel bij de lezer bereiken. Je wilt je lezer bijvoorbeeld informeren via een nieuwsbrief, herinneren via een memo, instrueren over het verloop van de sportdag, overtuigen van je gelijk, amuseren via een verslag of ergens toe bewegen via een uitnodiging of oproep. Afhankelijk van je doel kies je je materiaal, bijvoorbeeld een pen en post-it velletje voor je memo of een stift en whiteboard voor je uitnodiging.
Met pen geschreven tekst kan de communicatie alleen dienen als het schrift vlot leesbaar is, dat wil zeggen dat het vormgegeven volgens de criteria, grafisch eenduidig (leesbaar) is:

  • voor de schrijver zelf, denk aan jezelf (student), je leerling, maar ook aan de schilder, architect of hovenier die ter plekke overleggen over een nieuwe klus en aantekeningen maken;
  • voor anderen, bijvoorbeeld leerlingen die een dictee of toets schrijven (Expertisecentrum Nederlands, 2018c), de leraar en kroegbaas met hun bordschrift of de bloemist die zijn kaartjes schrijft voor lezers;
  • voor de computer, zodat een handschriftherkenningsprogramma de op locatie gemaakte aantekeningen bij terugkomst op de werkplek probleemloos kan omzetten naar een digitaal tekstbestand.

Ook getypte teksten moeten leesbaar zijn, maar dat heeft dan vooral te maken met grafisch comfort. Dat wil zeggen dat vormgeving (lettertype, koppen, formaat, kleur, beeld) en ruimte (bladspiegel, marges, regellengte, interlinie, witregels) de hiërarchie (structuur) en het karakter (formeel, informeel) van de tekst  ondersteunen. Een goede vormgeving beïnvloedt de lezer positief, neemt hem bij de hand en leidt hem door de tekst.
Grafisch comfort verschilt per doelgroep. Leerlingen van groep 3 bijvoorbeeld, die net leren lezen, zijn in staat korte zinnen in grote letters tot zich te nemen. Bovenbouwleerlingen kunnen daarentegen een grotere informatiehoeveelheid aan in kleinere letters en dichter opeen geschreven zinnen. Slechtzienden behoeven teksten met scherp licht-donkercontrast (Kooijman-Thomson, 2018).
Bij ervaren schrijvers verlopen de activiteiten van het schrijfproces in hoge mate geautomatiseerd (Expertisecentrum Nederlands, 2018d). Naarmate de schrifthandeling – zowel met pen als toetsenbord – soepeler, vlotter en meer geautomatiseerd verloopt, kan het werkgeheugen meer worden ingezet voor cognitieve vaardigheden zoals het formuleren van tekst of het maken van een berekening (Peverly, 2006).

Kerndoel 6

De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen.

Concreet wil dit zeggen dat leerlingen een tijdbalk, een woordspin, een vraag-antwoordschema, schema’s, diagrammen, tabellen en aantekeningen leren maken. Voor elk leren ze vormgevingsrichtlijnen toe te passen.
Ze leren leestekens en symbolen schrijven, verschillende soorten signaaltekens en opsommingstekens voor meerdere niveaus schrijven en gebruiken. Ze leren signaalwoorden te accentueren bijvoorbeeld door onderstrepen, kaderen of gebruik van kapitalen. Ze leren het formaat van hun schrift aan te passen. Ze leren de structuur van tekst te visualiseren op niveau leesbaarheid-3: orde.
Maak je aantekeningen, dan ondersteunt schrift het nadenken over de werkelijkheid, de conceptualiserende functie van taal. Door bijvoorbeeld woorden als geheugensteuntje onder elkaar te noteren, door kleine tekstblokjes of een mindmap te maken ondersteun je het innerlijk gesprek dat je met jezelf voert als je over inhoud nadenkt, deze ordent en formuleert. Deze zogenaamde interne reflectie krijgt meer niveau naarmate de schrifthandeling verder geautomatiseerd is (Kooijman-Thomson, 2018). Daarbij blijkt de pen opname van nieuwe leerstof beter te ondersteunen dan het toetsenbord. Met de pen gemaakte aantekeningen worden beter onthouden, omdat schrijven met de hand dwingt om hoofd- en bijzaken te onderscheiden en samen te vatten (Mueller & Oppenheimer, 2014). Op dat moment wordt schrijven een instrument om te leren (Expertisecentrum Nederlands, 2018d), om nieuwe kennis, intellectuele vaardigheden en begrip te verwerven. Wie slim wil zijn maakt zijn aantekeningen bij de les dus met de hand!

Kerndoel 8

De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur.

Via vormgeving kun je uitdrukking geven aan een sfeer, gevoelens, verlangens of opvattingen. Je kunt bijvoorbeeld woorden die emotie uitdrukken passend vormgeven in spreekballonnen en ook signaalwoorden zoals opschriften op borden of kernwoorden in aantekeningen kun je accentueren. In een formele tekst (bijvoorbeeld een onderzoeksverslag) helpen je kleurkeuze en lettertypen en de opmaak van je voorblad om de lading van het stuk uit te drukken (Kooijman-Thomson, 2018). Schrift heeft dan een expressieve functie.
Schrift heeft ook een esthetische functie. Schoonheid kan de opmaak van een werkstuk of verslag dienen, maar je kunt ook puur genieten van de schoonheid zelf, door bijvoorbeeld mooi papier te gebruiken of het bedrijfsmotto op een muur te letteren.
Leerlingen leren de inhoud en structuur van hun teksten te ondersteunen door tekstvormgeving die past bij het onderwerp/doel en publiek. Ze leren koppen te gebruiken, beeldende elementen en kleur functioneel toe te passen in handgeschreven en getypt werk. Hun vaardigheid om hiërarchie in de vormgeving aan te brengen, ondersteunt de ordening van informatie en meningen.

Kerndoel 9

De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.

Het gaat hier om plezier in lezen en in schrijven en voor wat betreft dat laatste: genieten van hoe een ander schrijft, genieten van zelf schrijven, je (hand)schrift functioneel gebruiken, belangstelling voor schriftkunst en schiftsoorten uit andere landen, van Chinese schriften tot Cyrillisch en van Indiase tot Indiaanse schriften.
Het gaat om het plezier dat je beleeft als je iets passend bij je onderwerp, je soort tekst, je doel en je publiek op schrift stelt, of je nu met de hand of in Word schrijft.

Taalbeschouwing, waaronder strategieën

Kerndoel 10

De leerlingen leren bij de doelen onder ‘mondeling taalonderwijs’ en ‘schriftelijk taalonderwijs’ strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen.

Kennis van de schrifthandeling – met zijn drie aspecten proces, materiaal en vorm – en kundige uitvoering groeien niet zomaar. Daar zijn doelgerichte instructie, doelgerichte oefening en doelgerichte reflectie voor nodig. Op ieder niveau is dat essentieel. Het is aangetoond dat het schrijven verbetert door oefenen (Graham et al, 2000). Maar oefenen is alleen effectief als het gebeurt op grond van kennis van en voortdurende terugkoppeling naar concrete informatie over de taak en haalbare doelen (Hattie, 2009), met andere woorden op grond van taakspecifieke instructie (Zwicker, 2009) en reflectie (zelfevaluatie).  Juist vanwege de grote invloed van een soepel verlopend proces (binnen de schrifthandeling) op de kwaliteit en kwantiteit van tekstinhoud en tekstvorm, is het belangrijk om die elementaire schrifthandeling op elk niveau te oefenen.
Om te leren zien wat goed is en wat beter kan, is een vocabulaire nodig waarmee je de schrifthandeling kunt verwoorden: begrippen als recht, gebogen, startpunt, keerpunt, invoegpunt, evenwijdig, romphoogte, interlinie, kop2, kadertekst, streamer, enzovoort. Alleen in interactie – met de begeleider, een medeleerling of met zichzelf – kun je reflecteren op proces en vorm. Die reflectie vindt voortdurend plaats: voor, tijdens en na de handeling met zichzelf of in interactie met de begeleider of een medeleerling. Handschriftonderwijs en schrifteducatie maakt gebruik van onderstaande didactiek.

  • Instructie: de leerkracht toont en legt specifiek uit zodat de criteria waaraan een goed proces, goede vormgeving en goede materiaalkeuze en hantering voldoen, gekend raken.
  • Imitatie: observatie activeert de spiegelneuronen wat leidt tot nadoen.
  • Kopiëren: leerlingen schrijven een gegeven voorbeeld na.
  • Constructie: door sleutelvragen te leren stellen en beantwoorden, construeert een leerling zelf kennis.
  • Onderzoek: door te leren om vragen te formuleren, een klein experiment te ontwerpen en uit te voeren, verdiepen kennis en kunde zich. Dit vergroot de autonomie van de schrijver: de mogelijkheden om keuzes te maken ten aanzien van het eigen handelingsrepertoire. Bovendien sluit deze manier van leren aan bij het ontwikkelen van een onderzoekende houding.
  • Oefenen: door doelgericht met bepaalde focus en zichzelf voortdurend bijsturend te schrijven, verbeteren proces en vormgeving en raken het schrift en de handeling ingeslepen.
  • Reflectie: de leerkracht en/of (mede)leerlingen geven aan de hand van afgesproken criteria feedback op vorm, proces en de keuze en gebruik van taakspecifiek materiaal. Leerlingen beoordelen ook de kwaliteit van hun reflectie en hun werkhouding (attitude). Wanneer leerlingen actief hun eigen bedoelingen en ideeën, met vakbegrippen onder woorden brengen en redeneren, ontwikkelen ze al doende naast hun algehele denkvaardigheid ook hun taalvaardigheid op alle niveaus. Daarbij gaat het om fonologie, uitspraak, woordvorming, schrift, zinsbouw, woordenschat en conversatie (Curriculum.nu, 2019).

Kerndoel 11

De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:

  • regels voor het spellen van werkwoorden;
  • regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
  • regels voor het gebruik van leestekens.

De leerlingen leren daarnaast een aantal schriftkundige principes en regels. De leerlingen kennen:

  • het letterskelet van elke letter en zij herkennen de grondvorm binnen een alfabet (leesbaarheid-1: identificatie);
  • richtlijnen voor bladindeling of de opzet van een document met marges en kolommen (leesbaarheid-3: orde);
  • richtlijnen voor de opmaak van tekst met op elkaar afgestemde tekstbreedte, regelafstand, lettergrootte, uitlijning, regelval en afbreking (leesbaarheid-3: orde);
  • richtlijnen voor lettertypen als onverbonden schrift, verbonden schrift, initialen en kapitaalschrift, schreefletters, schreeflozen, scripten en fantasieletters (leesbaarheid-1: identificatie;
  • richtlijnen voor lay-out en opmaak van tekstonderdelen, aanvullende teksten, pagina-elementen en kleur (leesbaarheid-3: orde);
  • richtlijnen voor gebruik van beeld en voorblad (leesbaarheid-3: orde).

Overzicht van de leerlijn

Handschriftonderwijs verloopt als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar de complexiteit en beheersing nemen toe. Bijvoorbeeld: oudere leerlingen schrijven dezelfde letters als jongere, maar van hen verwacht je kleiner schrift, op gewone liniatuur zonder extra hulplijnen, in een hoger tempo en met een bladindeling die past bij de activiteit, of het nu gaat om een rijtje woorden, om een verhaal, om een poster of om een brief aan de directeur, hun vriendengroep of hun oma. Anders gezegd: het onderwijs in schriftvaardigheid is erop gericht dat kinderen in en buiten school steeds competentere schrijvers worden. Die competenties kun je typeren als:

  • Kopiëren en imiteren: zo letterlijk mogelijk een handeling nadoen (nadoen van de pengreep of overschrijven van het bord bijvoorbeeld).
  • Construeren en onderzoek: zelf kennis construeren over schrift en vormgeving door sleutelvragen te stellen en te beantwoorden en door kleine experimenten te ontwerpen (bijvoorbeeld: hoe klein is mijn schrift nog leesbaar? Kan het ook anders?).
  • Oefenen: het schrift inslijpen door doelgericht en zichzelf voortdurend bijsturend herhaaldelijk te schrijven.
  • Beoordelen: evalueren van en reflecteren op de keuzes en het gemaakt werk.
  • Structureren: de aangebrachte ordening van de inhoud naar eigen inzicht en passend vormgeven en daarmee visualiseren.

In de kerndoelen Nederlands zijn de vaardigheden dus cyclisch uitgewerkt: over alle leerjaren heen gelden vaak dezelfde inhouden en activiteiten, maar telkens op een hoger niveau. Dat geldt ook voor Handschriftonderwijs en schrifteducatie. Je kunt de tussendoelen door de hele basisschool daarom ook verbinden met de kerndoelen.

De leerlijn kent zes (didactische) fasen, met doelen en tussendoelen:

  • Voorschoolse fase (2 tot 4 jaar).
  • Voorbereidende fase (groep 1-2).
  • Aanvankelijke fase (groep 3-4).
  • Voortgezette fase (groep 5-6).
  • Handschrift en typschrift (groep 7-8).
  • Handschrift en digitale tekstproductie (VO).

 

Voor deze pagina van de website 'https://vanschriftnaarschrijven.nl' is geen licentiecode nodig. Echter, kopieert of publiceert u (delen van) deze pagina', dan overtreedt u de wet op het auteursrecht.