Deze pagina is een ‘Voorproefje’ uit
‘van Schrift Naar Schrijven’ en bedoeld om u een representatief beeld van het werkschrift en de website te geven.
U heeft voor deze pagina geen licentie nodig.
Wat komt in dit hoofdstuk aan bod?
In dit hoofdstuk staan de beschrijving, de achtergrondinformatie en de theorie bij hoofdstuk 4: ‘Leerlijn vaardigheid’ centraal. De student heeft deze informatie nodig om de opdrachten uit het werkschrift te kunnen maken. Aan de orde komen:
• Algemeen einddoel
• Overzicht van de leerlijn.
· Voorschoolse fase
· Voorbereidende fase (groep 1-2)
· Aanvankelijke fase (groep 3-4)
· Voortgezette fase (groep 5-6)
· Handschrift en typschrift (groep 7-8)
· Handschrift en digitale tekstproductie (VO)
Algemeen einddoel
Handschriftonderwijs en schrifteducatie heeft als algemeen einddoel:
Leerlingen kunnen een beredeneerde keuze maken ten aanzien van hun schrift, zodat zij met een instrument naar keuze (pen of toetsenbord) efficiënt (ergonomisch, vlot en met souplesse) en effectief (goed vormgegeven en verhelderend) kunnen schrijven in verschillende situaties in onderwijs, beroep, dagelijks leven en in het kader van een leven lang leren.
Overzicht van de leerlijn
In de kerndoelen Nederlands zijn de vaardigheden cyclisch uitgewerkt: over alle leerjaren heen gelden vaak dezelfde inhouden en activiteiten, maar telkens op een hoger niveau. Dat geldt ook voor Handschriftonderwijs en schrifteducatie.
Voorschoolse fase
In de voorschoolse fase ontwikkelen kinderen hun beginnende taal- en rekenvaardigheid, hun motoriek en hun sociaal emotionele ontwikkeling. Je stimuleert hun natuurlijke ontwikkeling door samen te praten, te zingen, voor te lezen, te tellen, te laten spelen en manipuleren met materiaal, enzovoort. Je creëert een rijke, krachtige en betekenisvolle leeromgeving die kinderen nieuwsgierig maakt, waarin ze zelf op onderzoek uitgaan, waarin ze zich creatief kunnen uiten en waarin je hun ontwikkeling ten volle kunt stimuleren. Vooral het manipuleren is belangrijk met het oog op later leren schrijven.
Voorbereidende fase, groep 1 en 2
In deze fase verkennen de kinderen het materiaal spelenderwijs. Door hun fijn-motorische ontwikkeling kunnen ze materiaal al met een goede greep en krachtdosering manipuleren (10voordeleraar, 2018). Ook geschreven taal speelt op deze leeftijd een rol (ontluikende geletterdheid) en kinderen krijgen inzicht in de functie van schrifttekens (beginnende geletterdheid).
Grafisch werken
Leerlingen zetten een potlood op papier, trekken sporen en maken tekens van verschillende vorm en formaat, maar geen letters. Ze kunnen gereedschap correct hanteren en ze leren een beweging op papier bewust en gericht te starten, te sturen en te stoppen. Ze leren met een precisie-instrument als een pen om te gaan. Voorbeelden: kleur- en arceeractiviteiten en ‘alsof briefjes’.
Letterverkenning zonder trajecten
Een volgende stap is het zoeken en maken van letters: op verschillende manieren en met verschillende materialen, zonder een bepaald traject te moeten schrijven. Leerlingen ontwikkelen affiniteit met ons schriftsysteem. Voorbeelden: letters op straat, in prentenboeken en uit tijdschriften of magneetletters en letters op de computer.
Eenzone-niveau zonder trajecten
Leerlingen gebruiken kapitalen en kleine letters door elkaar en maken alle letters even hoog en even groot zonder de conventionele trajecten. Voorbeelden zijn tekenend schrijven en de eigen naam maken. Werken met kapitalen sluit bij deze fase aan.
Aanvankelijke fase, groep 3 en 4
In deze fase is de ruimtelijke oriëntatie van de leerlingen voldoende ontwikkeld om te starten met het schrijven van cijfers, letters, tekens en woorden (productie). Een leerling moet daarvoor planmatig kunnen handelen, een bepaalde vorm stap voor stap volgens een bepaald traject kunnen schrijven en die vorm goed op de regels of in de hokjes kunnen plaatsen. Leerlingen herkennen geschreven woorden en hun betekenis steeds sneller (gevorderde geletterdheid).
Met behulp van een aangeleerd begrippenkader kijken ze gericht naar eigen werk (reflectie) en naar dat van groepsgenootjes. Die begrippen maken de kwaliteit van cijfers, letters en woorden bespreekbaar: je kunt het met ze over schrijven hebben.
In oplopende complexiteit leren ze cijfers met één formaat schrijven en daarna letters die ten opzichte van elkaar van formaat kunnen verschillen.
Eenzone-niveau met trajecten
Leerlingen leren de cijfers te schrijven en correct in de ruitjes te plaatsen: op de grondlijn met links, rechts en boven een stukje ruimte zodat de cijfers altijd los staan.
Driezone-niveau met trajecten
Letters kunnen meer dan één zone bestrijken. Ze hebben altijd een primaire (romp)zone maar kunnen ook stokken of lussen in de (twee) secundaire zone(s) hebben. Leerlingen leren (hoofd)letters en hun verbindingen schrijven en die correct op de regel plaatsen.
Spatiële ordening
Zij leren om van boven naar beneden en van links naar rechts te werken en hun blad overzichtelijk in te delen. Dit passen ze toe bij alle vakken (communicatieve functie). Ze maken hun eerste aantekeningen in de vorm van een enkel woord (intern reflectieve functie) en – bijvoorbeeld – hun eigen naam met sierletters (expressieve en esthetische functie).
Voortgezette fase, groep 5-6
In deze fase werk je toe naar een onderzoekende houding met behulp van de kernvraag ‘Is dat zo?’. Je bevraagt en onderzoekt met je leerlingen de elementen van proces en vorm. Onderzoek dwingt leerlingen om systematisch na te denken als ze schrijven (cognitieve fase / verfijning). Zij ontwikkelen daardoor een kritische houding met betrekking tot hun eigen werk en dat van anderen (10voordeleraar, 2018).
Je kunt schriftcriteria onderzoeken door middel van handletteren. Het schrift verkrijgt dan zijn esthetische functie. Omdat leerlingen hun handschrift gebruiken bij alle schoolvakken, vervult het een communicatieve functie. Schrift krijgt zijn expressieve en intern reflectieve functie als de leerlingen hun eigen gedachten en ideeën omzetten naar geschreven taal.
Handschrift en typschrift, groep 7-8
Deze fase richt zich op autonomie: het maken van verantwoorde keuzes ten aanzien van het materiaal, het eigen proces en de vorm. Kernvraag daarbij: ‘Kan het anders?’ Je zet de eerdere lijnen door: de reflectie vanaf groep 3-4 en de kritische en onderzoekende houding vanaf groep 5-6.
Automatisering
Bovendien is er aandacht voor automatisering (ook wel: ‘inprenting’ of ‘inslijping’). Je prent kennis in, zoals tellen in het Engels, de tafels van vermenigvuldiging, de windrichtingen, de hoofdsteden van Europese landen, Duitse naamvallen, enzovoort. Je kunt ze opnoemen zonder na te hoeven denken. Bewegingen, zoals lopen, fietsen, touwtje springen en schrijven, slijp je in. Die gaan uiteindelijk vanzelf en zonder dat je erbij hoeft na te denken.
Hoe werkt automatisering?
De schrifthandeling kun je indelen in de volgende ‘momenten’ (Spierings, 2014):
- Fysisch moment: van tekst naar ogen.
Je ogen nemen fysische gegevens waar: de drager (papier/beeldscherm) met daarop de letters, cijfers, tekens, liniatuur en het beeld. - Fysiologisch moment: een lichamelijk proces van ogen naar hersenen.
De prikkels worden via je oogzenuw door je hersenschors naar je kleine hersenen en je hersenstam geleid m.b.v. ‘sensorische (fijne tast en gevoels-) zenuwen. - Psychisch moment: de prikkel omzetten in een opdracht.
De prikkel van je oogzenuw wordt opgenomen en door je hersenen herkend als een letter die met een bepaalde beweging gemaakt wordt (handschrift) of die met een bepaalde vinger op een bepaalde plaats moet worden aangeslagen (typschrift). - Fysiologisch moment: van zenuwen naar hand en vingers.
De impuls om de opdracht uit te voeren en de hand en vingers op een bepaalde manier te bewegen gaat met behulp van motorische én sensorische zenuwen vanuit je hersenstam via de zenuwbundel in je ruggenmerg naar je arm(en), handen en vingers. - Fysiologisch moment: van hand en ogen naar hersenen.
De uitvoering van de handeling gaat via motorische en sensorische zenuwen weer terug naar je hersenen (proprioceptieve feedback). Tegelijkertijd weet je of de uitvoering geslaagd is of niet. Je voelt eerder dan je ziet dat een letter klopt.
Is een handeling geautomatiseerd, dan verlopen de afzonderlijke deelhandelingen niet na elkaar maar nagenoeg tegelijktijdig. De sensorische zenuwen (deelhandeling 2) en de motorische zenuwen (deelhandeling 4) liggen vlak bij elkaar in je ruggenmerg. Op knooppunten kunnen de binnenkomende prikkels van de sensorische zenuwen ‘overspringen’ naar uitgaande prikkels van de motorische zenuwen. Je slaat dan het psychisch moment, de derde deelhandeling, over en hoeft er niet meer bij na te denken. Visuele controle is dus eigenlijk alleen nodig als je handeling nog onvoldoende is geautomatiseerd.
Afzonderlijke tekens, cijfers en letters automatiseren kinderen als handschrift al in groep 4 en 5.
Ook als je leert typen doe je dat aanvankelijk letter voor letter. Later automatiseer je lettercombinaties en hele woorden. Dat geldt voor handschrift bijvoorbeeld als je je handtekening plaatst en voor typschrift voor lettercombinaties of woorden die je vaak tikt.
Je bevordert automatisering optimaal door het inslijpen van zoveel mogelijk goede deelhandelingen. Foute deelhandelingen kunnen ook automatiseren en vertragen de automatisering. Je kunt dus beter wat langzamer en correct oefenen, dan sneller en met fouten. Ook dat geldt voor handschrift en voor typschrift.
Bij een juiste automatisering vraagt de schrifthandeling minder aandacht en kunnen leerlingen zich meer verdiepen in de inhoud: een tekst of berekening. De interne reflectie, het ‘innerlijk gesprek’ dat ze voeren bijvoorbeeld bij het maken van aantekeningen krijgt dan meer niveau en ook de kwaliteit van hun teksten verbetert.
Handschrift
In groep 7 en 8 ontwikkelen leerlingen hun handschrift verder door verschillende lettervormen (streepjes-t of lusjes-t, open of gesloten p, enz.) te onderzoeken en door na te gaan of zij verbonden of met optillen van hun pen en luchtverbindingen willen schrijven. Zij komen tot een onderbouwde keuze (verdieping).
Typschrift
In groep 8 benadert de typsnelheid de schrijfsnelheid na het volgen van een typcursus (Overvelde et al, 2010). Daarom is het zinvol om te leren typen voor bovenbouwleerlingen als het schrijven met de pen geautomatiseerd is. Bovendien kunnen leerlingen het in groep 8 pas opbrengen om 25 oefenuren te maken (Spierings, 2014).
Net als bij het handschrift is 10-vingerig blindtypen gericht op automatisering: op typen zonder naar je handen te kijken. Blindtypen is typen op gevoel.
Automatisering en werken met sneltoetsen draagt ook bij aan de ergonomie en aan de kwaliteit van de interne reflectie.
De vorm van tekst – onder andere titels, koppen, witregels en beeld – draagt bij aan het leescomfort en daarmee aan de communicatieve functie.
Handschrift en digitale tekstproductie VO
In het voortgezet onderwijs maken leerlingen veel aantekeningen en toetsen. Dat zet hen onder druk, want het tempo ligt hoger, ze moeten het schrijven langer kunnen volhouden en ze moeten hun schrijfproces kunnen bijstellen. Het hogere tempo gaat vaak ten koste van een goede vormgeving (Noordzij, 1991a), dus moeten ze ook de vorm van hun handschrift kunnen bijstellen.
In het VO komt digitale tekstproductie op gang. Produceren leerlingen in het eerste jaar ongeveer een derde A4 met tekst, in hun eindexamenklas ligt de hoeveelheid aanmerkelijk hoger en in het HBO zijn verslagen van 60 pagina’s geen uitzondering. Daarom zijn een geautomatiseerd typproces en kennis van vormgeving van belang.
Tussendoelen per fase
← Werkschrift: 4. leerlijn vaardigheid – Opdracht 1: De leerlijn in kaart
Deze pagina van de website 'https://vanschriftnaarschrijven.nl' is onderdeel van het zogenaamde voorproefje. U heeft voor deze pagina geen licentiecode nodig. Echter, kopieert of publiceert u (delen van) deze pagina', dan overtreedt u de wet op het auteursrecht.