2. Wat is schrijven? – Voorproefje

 

 

Deze pagina is een ‘Voorproefje’  uit
‘van Schrift Naar Schrijven’ en bedoeld  om u een representatief beeld van het werkschrift en de website te geven.
U heeft voor deze pagina geen licentie nodig.

 

Wat komt in dit hoofdstuk aan bod?
In dit hoofdstuk staan de beschrijving, de achtergrondinformatie en de theorie bij hoofdstuk 2: ‘Wat is schrijven’ centraal. De student heeft deze informatie nodig om de opdrachten uit het werkschrift te kunnen maken. Naast de beschrijving ‘Wat is schrijven?’ komen aan de orde:
Hoe schrijven wij?
1. Domein handschrift
2. Domein typschrift
3. Domein letteren
De relatie tussen schrift en schrijven
· Intern reflectieve functie
· Communicatieve functie
· Transfer

 

Wat is schrijven?

Schrijven is het produceren van tekst en omvat zowel het stellen waarbij leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te produceren met verschillende communicatieve doelen, als de daarvoor benodigde schrifthandeling (Curriculum.nu, 2019).

Schrijven in de betekenis van stellen richt zich op de tekstinhoud: Waar wil ik overschrijven? Hoe verwoord ik een bepaalde gedachte? Hoe bouw ik mijn verslag op? Hoe verleid ik de lezer om door te lezen?

De schrifthandeling voor handschrift, typschrift en letteren die je daarvoor nodig hebt, richt zich op de visuele vorm: hoe produceer ik een gelijkmatig en duidelijk leesbaar schrift? Hoe visualiseer ik de structuur van de tekst? Hoe geef ik koppen, opsommingen en aanvullende teksten vorm? Hoe kan ik de inhoud ondersteunen en hoe leid ik hem door de tekst?

Van Schrift Naar Schrijven richt zich op het aanleren van de schrifthandeling in relatie tot de persoon en de taak die hij moet uitvoeren.

Hoe schrijven wij?

Schrift kun je langs twee motorische systemen produceren:

  • M.b.v. orale aansturing: mondeling door spraakherkenning. De computer herkent klanken en zet die met behulp van software om in geschreven tekst.
  • M.b.v. manuele aansturing: met de hand. Dat doe je:
    • met handschrift: door letters te vormen met bijvoorbeeld een pen;
    • met typschrift: door toetsen in te drukken of aan te tippen.

Werk je met spraakherkenning, dan moet je goed (laten) articuleren en heb je accurate en goed werkende software nodig.
Spraakherkenning kan handig zijn in situaties waarin je alleen bent, bijvoorbeeld als je de computer in je auto of apparaten in je huis via stemcommando’s wilt bedienen. Je kunt ook een tekst dicteren.
Spraakherkenning is een vorm van ‘hardop’ werken die ongeschikt is in sociale ruimtes als een treincoupé, een gedeelde werkkamer, een flexplek, een bibliotheek, studiezaal of klaslokaal. Daarom richt handschriftonderwijs zich (voorlopig nog alleen) op de manuele vaardigheden handschrift en typschrift (10voordeleraar, 2018).

Wat je ook met de hand schrijft, je kunt kiezen uit drie essentieel verschillende manieren, namelijk de domeinen:

  1. Handschrift.
  2. Typschrift.
  3. Letteren.

Wil je jouw leerlingen kunnen begeleiden, dan is kennis en kunde m.b.t. de drie domeinen een voorwaarde.

1. Domein handschrift

Je handschrift is het alledaagse schrift dat je gebruikt als je bijvoorbeeld aantekeningen noteert, een mindmap maakt of een to-do lijstje of boodschappenbriefje voor jezelf schrijft.

Informatie
Je vindt meer informatie in het menu onder 2.1 Domein – handschrift.

2. Domein typschrift

Typschrift gebruik je bij digitale communicatie (je stuurt een appje), als je een powerpoint maakt en een verslag of rapport opstelt.

Informatie
Je vindt meer informatie in het menu onder 2.2 Domein – typschrift.

3. Domein letteren

Letteren doe je voor je plezier of als je de aandacht op iets wilt vestigen, bijvoorbeeld op aanbiedingen in winkels, op de specialiteit van de dag in de horeca, op slogans of op spandoeken.

Informatie
Je vindt meer informatie in het menu onder 2.3 Domein – letteren.

De relatie tussen schrift en schrijven

Schrijven draagt bij aan taalontwikkeling en meer specifiek aan de geletterdheid van kinderen. Voor eind groep 8 streeft het basisonderwijs naar functionele geletterdheid: voldoende kunnen lezen en schrijven om te kunnen functioneren in de maatschappelijke context. Denk bijvoorbeeld aan het begrijpen van een gebruiksaanwijzing bij een nieuw apparaat of een bijsluiter bij medicijnen. Maar ook aan het lezen van de ondertiteling op tv of het plannen van een reis, het invullen van een enquête of het gebruiken van je agenda.
Niet alle volwassenen bereiken dit niveau. In Nederland zijn anno 2019 ongeveer 2.5 miljoen(!) mensen laaggeletterd, wat wil zeggen dat ze onvoldoende kunnen lezen en schrijven om dat in hun dagelijks leven te gebruiken (Stichting Lezen & Schrijven). Sommige mensen zijn analfabeet en kunnen in het geheel niet lezen of schrijven. In Nederland zijn naar schatting 250.000 mensen analfabeet. Kortom: werk aan de winkel!

Schrijven is een complexe vaardigheid met taal- en schriftaspecten. Tijdens het schrijven wisselen plannen, schrijven en reviseren (herzien) elkaar voortdurend af en die drie aspecten beïnvloeden elkaar sterk, zowel m.b.t. de talige kant van het schrijfproces als tijdens de schrifthandeling.
Taal.
Tijdens het schrijven zet de schrijver zijn gedachten om in geschreven taal. Hij bepaalt het doel, kiest een publiek en tekstsoort. Hij verzamelt, selecteert en ordent de inhoud. Hij brengt structuur aan. Hij kiest woorden en een bepaalde formulering (zinsbouw, alinea’s) en hij gebruikt taalregels voor spelling en interpunctie. Tegelijkertijd is hij continu aan het reviseren (Expertisecentrum Nederlands, 2018a).
Handschrift.
Plannen, schrijven en reviseren hebben ieder een handschriftdimensie. Tijdens het schrijven – de schrifthandeling – vertaalt de schrijver de innerlijk gesproken klank in een letterbeeld (foneem-grafeemkoppeling). Hij kiest een schrijfwijze (voor de letter ‘b’ bijvoorbeeld b, B, β, б of ב). In het model hoort dit bij het aspect ‘vorm’. Hij programmeert de uiteindelijke beweging en de daarbij betrokken zintuigen en spiergroepen afgestemd op de keuzes die hij heeft gemaakt met betrekking tot de halenstructuur (traject) en verhoudingen. In het model hoort dit bij het aspect ‘proces’. Hij stelt parameters af op grootte, snelheid, richting en druk, aangepast aan materiaal (bijvoorbeeld potlood, stift, penseel, …) en drager (bijvoorbeeld papier, whiteboard, laken, …). Hier raakt het aspect ‘materiaal’ uit het model betrokken. Tenslotte voert hij de schrifthandeling uit (hij zet het juiste type en aantal motor units aan) met de gewenste tijdsduur en kracht (Procesmodel Van Galen, 1991, Smits-Engelsman). Tijdens de uitvoering reflecteert hij en stelt hij proces of vorm bij. De uitvoering van de schrifthandeling zie je in de kern van het model staan.
Een geroutineerd schriftproces blijkt tekstueel tot hogere kwaliteit te leiden (Christensen, 2004). Dit geldt zowel voor handschrift (Peverley, 2006) als voor typschrift (Van der Meijden & Tesselhof, 2015). Hoe minder ‘ruis’ het schriftproces veroorzaakt, hoe beter het schrijven je af gaat en hoe meer ruimte het werkgeheugen overhoudt om na te denken over de (taal)inhoud (Peverly, 2006). Basisschoolleerlingen die met tien vingers typen, geven meer uitleg aan elkaar en behalen betere resultaten dan leerlingen die niet met tien vingers kunnen typen (Van der Meijden, 2005). Ze kunnen vragen op de computer beter beantwoorden en geven elkaar via internet meer uitleg dan leerlingen die niet kunnen typen.

Intern reflectieve functie

Dit is het innerlijk gesprek dat de schrijver met zichzelf voert als hij over de inhoud nadenkt, deze ordent en (her)formuleert.

Naar binnen en op de persoon gericht ondersteunt de schrifthandeling de zogenaamde interne reflectie. Als je bijvoorbeeld aantekeningen maakt, denk je na over wat je tijdens het college hoort en ziet, bepaal je wat je belangrijk vindt, formuleer je dat verkort en schrijf je het vervolgens op. Je doet dit ook als je een brainstormsessie noteert in de vorm van een mindmap. Je ordent de inhoud en plaatst de verschillende onderdelen in relatie tot elkaar.
Als je een opzet voor een verhaal, een verslag of artikel op papier ordent, heeft schrift ook een conceptualiserende functie: een vloeiende schrifthandeling helpt je dan bij het creatieve proces.

Schrijven met de hand verhoogt het niveau van de interne reflectie. De pen blijkt opname van nieuwe leerstof beter te ondersteunen dan het toetsenbord. Met de pen gemaakte aantekeningen onthoud je beter, omdat je langzamere schrijftempo je dwingt om hoofd- en bijzaken te onderscheiden en samen te vatten (Mueller & Oppenheimer, 2014).
Het ervaren van de schrijfbeweging ondersteunt, zo blijkt, het leren lezen. Bij de koppeling tussen het doen – het uitvoeren van de schrifthandeling vanuit motoriek – en de cognitie – kennis van de begrippen en de letters – is sprake van zogenaamd ‘multimodaal’ leren. Dit wil zeggen dat informatie via verschillende kanalen in het brein binnenkomt. De verschillende componenten worden dan in verschillende delen van het brein vastgelegd, waardoor de informatie beter en langer onthouden wordt. De theorie over ‘embodied cognition’ (Kiefer & Trump, 2012) stelt dat je kennis opbouwt door interactie tussen je lichaam en omgeving.
Schrijven leidt dus tot een betere letter- en woordherkenning omdat je het motorisch letter- en woordbeeld in je geheugen opslaat. Kinderen leren cijfers, letters en woorden beter kennen en onthouden door ze te schrijven dan door ernaar te kijken of door ze te typen. Dit is aangetoond voor kinderen (Longcamp, 2006) en voor volwassenen (Longcamp, 2008). Het aanleren van schrift ondersteunt dus het leren lezen (James & Engelhardt, 2013, Francken, 2013). Palmis (2017) toonde dat ook gehele woorden in het lange termijn geheugen worden opgeslagen.

Communicatieve functie

Communicatie is een proces waarbij informatie direct of gemedieerd (met behulp van een medium, bijvoorbeeld via telefoon, een brief of sociaal medium), deels bewust en deels onbewust (denk aan lichaamstaal) wordt overgebracht, ontvangen en geïnterpreteerd.

Naar buiten, op de taak gericht ondersteunt het schrift de communicatie. Het is natuurlijk in ieders belang dat die communicatie zo zuiver mogelijk verloopt, dat wil zeggen dat de boodschap goed is gesteld en geschreven (overgebracht), correct wordt gehoord en gelezen (ontvangen) en juist geïnterpreteerd. Een opvallend opgemaakte quote of kop kan de aandacht richten, vasthouden en de lezer meenemen door een document. Het kan de structuur van je verhaal ondersteunen. Een slecht geschreven bericht lees je niet snel en belandt maar al te vaak in de prullenbak.

Schrift kan de communicatie alleen dienen als het leesbaar is.
Bij het vak Taal betekent leesbaarheid woordkeus, formulering en zinslengte, in combinatie met vindbaarheid, begrijpelijkheid en toepasbaarheid van de informatie.
Bij het vak Handschriftonderwijs en schrifteducatie verwijst leesbaarheid naar technische leesbaarheid: visuele herkenning van een tekst die grafisch eenduidig en volgens geldende criteria is vormgegeven.

Voor handgeschreven teksten betekent ‘leesbaar’ dus: ‘grafisch eenduidig’. Met andere woorden: je hoeft een tekst nergens te ‘ontcijferen’ zoals President Poetin dat in het filmpje wel moet. Dat is van belang voor:

  • de schrijver zelf, denk aan de student maar bijvoorbeeld ook aan de schilder, architect of hovenier die ter plekke overleggen over een nieuwe klus en aantekeningen maken;
  • anderen, bijvoorbeeld de leerling die een dictee of toets schrijft, de leraar en kroegbaas met hun bordschrift, de ober met zijn rekening of de bloemist die kaartjes schrijft bij zijn boeketten;
  • de computer, een handschriftherkenningsprogramma moet aantekeningen probleemloos kunnen omzetten in een digitaal tekstbestand.

Voor getypte teksten betekent leesbaar hetzelfde als ‘grafisch comfortabel’: helder gebruik van ruimte, lettertypen, opmaak en beeld ondersteunen of versterken de hiërarchie en het karakter van de tekstinhoud.
Wat je als comfortabel ervaart, hangt onder andere samen met leeftijd. Leerlingen van groep 3 bijvoorbeeld, die net leren lezen, zijn in staat korte zinnen in grote letters tot zich te nemen. Voor hen kies je dus een groter lettercorps. Bovendien ondersteun je de tekst rijkelijk met afbeeldingen. Dat is voor hen comfortabel. Bovenbouwleerlingen daarentegen kunnen een grotere informatiehoeveelheid aan in kleinere letters en dichter opeen geschreven zinnen. Zij vinden een ‘onderbouwtekst’ irritant. Mensen die minder goed zien of die bijvoorbeeld hun bril vergeten zijn, hebben baat bij helder contrast tussen letters en achtergrond.

Hoe comfortabel een lezer de tekst ervaart, beïnvloedt zijn waardering ervoor. Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van het schrijven het cijfer voor taal en spelling zelfs beïnvloedt (Graham, 1998). Dat is voor iedere scholier belangrijk om te weten!

Transfer

Bij het letteren onderzoek je de schriftcriteria op een creatieve manier. Daardoor ontwikkel je oog voor de criteria en herken je ze beter in je handschrift.

Als je een tekst typt, kies je bij de inhoud en doelgroep een passend lettertype, passende marges, regellengte, interlinie, lettergrootte en kleur. Je geeft je tekst een bepaalde koppenstructuur mee. Misschien nummer je de pagina’s en gebruik je een kop- of voetregel. Omdat je ook keuzes maakt ten aanzien van deze elementen wanneer je met de pen schrijft, is er sprake van transfer: je ervaring met het vormgeven van digitale teksten komt de indeling van je handgeschreven aantekeningen ten goede en omgekeerd.

← Werkschrift: 2. Wat is schrijven – Opdracht 4: Samenhang
← Werkschrift: 2. Wat is schrijven – Opdracht 5: Jouw aantekeningen

 

Deze pagina van de website 'https://vanschriftnaarschrijven.nl' is onderdeel van het zogenaamde voorproefje. U heeft voor deze pagina geen licentiecode nodig. Echter, kopieert of publiceert u (delen van) deze pagina', dan overtreedt u de wet op het auteursrecht.